Niet-operatieve behandeling
- Een rustspalk – het dragen van een spalk gedurende de nacht (en/of bij intensieve polsbelastende activiteiten) geeft de pols rust en kan een afname van de klachten geven. Alleen bij milde klachten zal een spalk baat hebben.
- Injectie met ontstekingsremmers (corticosteroïden) – bij milde klachten kan een injectie effect hebben. Het effect van de injectie kan tijdelijk zijn.
Operatieve behandeling
Bij ernstige klachten is een operatie vaak de enige methode om van de carpaal tunnel syndroom (CTS) klachten af te komen. Bij een operatie wordt het dak van de carpale tunnel gespleten (in de lengte doorgesneden) zodat de zenuw meer ruimte krijgt.
Voor de operatie
Voor de operatie dient u rekening te houden met onderstaande zaken:
- Draag makkelijke, ruimvallende kleding.
- Neem een begeleider mee naar het ziekenhuis om u na de operatie te helpen met het aankleden/vervoer naar huis.
- Draag geen sieraden of nagellak.
- Gebruik geen handcrème op de dag van de ingreep.
- Haal alvast pijnstilling in huis (u kunt volstaan met paracetamol).
- Geef eventuele allergieën voor de ingreep door aan de arts.
- Stop in overleg met de arts enkele dagen voor de operatie met bloedverdunnende medicatie. U kunt dit één dag na de operatie weer hervatten.
Operatie
De operatie gebeurt poliklinisch onder lokale verdoving door middel van een injectie. Slechts zelden wordt gekozen voor dagbehandeling onder verdoving van de gehele arm of volledige anesthesie. De arts overlegd met u wat in uw geval het beste is.
Bij de operatie ligt u op de rug met uw arm opzij. Voor de start van de operatie krijgt u een band (tourniquet) om de bovenarm. Deze band wordt, nadat de verdoving is ingewerkt opgeblazen. Door de druk van de band worden de bloedvaten naar de hand dichtgedrukt. Gedurende de ingreep stroomt er dan een korte periode geen bloed naar de hand. Zo wordt een beter zicht voor de chirurg gecreëerd. De druk van deze band kan als onprettig worden ervaren. Aan de binnenzijde van de pols wordt een korte snede van ongeveer drie centimeter gemaakt. Het bindweefselblad wordt doorgesneden zodat de zenuw meer ruimte krijgt. De wond wordt gesloten en er wordt een verband aangelegd. Hierna kan de band rondom de bovenarm weer leeglopen, zodat de bloedaanvoer naar de hand weer hersteld. Dit kan kortdurend prikkelende sensaties geven. De coördinatie van bewegingen van uw arm en hand kunnen de eerste uren na de operatie nog lastig zijn als gevolg van de verdoving.