De hartkatheterisatie-kamer is voor dit onderzoek uitgerust met speciale apparatuur. Tijdens het onderzoek ligt u op de onderzoekstafel. U ziet een aantal monitoren waarop u het onderzoek mee kunt volgen. U wordt aangesloten op een bewakingsmonitor en u krijgt een infuusnaald in de arm. Er wordt een plaatselijke verdoving gegeven in de lies op de plaats waar het buisje ingebracht zal worden.
Om de katheter naar het hart te krijgen wordt er eerst een buisje via de lies in een bloedvat aangebracht (een slagader). Meestal gebeurt het onderzoek vanuit de rechterlies, maar het kan ook vanuit de linkerlies of uit één van uw armen worden gedaan. Door dit buisje en het bloedvat wordt de katheter in de richting van het hart geschoven. Het opschuiven en draaien van de katheters voelt u niet omdat aan de binnenkant van de bloedvaten geen gevoelszenuwen aanwezig zijn. Door middel van röntgendoorlichting wordt de katheter op zijn plaats gelegd. Om de hartkamer en de kransslagaders zichtbaar te maken, wordt er door de katheter een contrastvloeistof gespoten, en kunnen opnames gemaakt worden van de hartkamers, de kransslagaders en de hartkleppen.
Als het onderzoek uitgevoerd is, worden de katheters en het buisje uit de lies of arm gehaald. De arts of één van de assistenten zal dan tien minuten stevig op de lies of arm drukken. Deze tijd is nodig om de insteekopening in het bloedvat weer te dichten zodat er geen bloeding kan ontstaan. Na het afdrukken van het wondje, wordt er een drukverband aangelegd.
De arts kan, indien u dit wilt, de onderzoeksresultaten nog eens op video met u bekijken en bespreken. U heeft dan alvast een voorlopige uitslag. De onderzoeksresultaten worden later in een speciaal team besproken, bestaande uit uw eigen cardioloog, collega-cardiologen en een hartchirurg. De definitieve uitslag en het behandelingsvoorstel worden met u besproken als u voor controle op de polikliniek komt.