Pip en mcp gewrichtsprothese
De vinger bestaat uit drie kleine botjes (vingerkootjes). Tussen deze vingerkootjes zitten kleine scharnieren (gewrichten) die er voor zorgen dat de vinger kan buigen en strekken. De gewrichtjes liggen ongeveer ter hoogte van de dwarse vingerlijnen. Door de aanwezigheid van een laag kraakbeen kunnen deze botjes soepel en pijnloos langs elkaar bewegen.
Het gewricht tussen het basis– en middenkootje wordt het PIP-gewricht (Proximale Interphalengeale gewricht) genoemd. Het PIP gewricht zijn de knokkels waarmee op een deur wordt geklopt.
Bij slijtage van het PIP gewricht is er slijtage van het gewrichtsoppervlak en is de kraakbeenlaag die zorgt voor de soepele beweging tussen de botten verminderd. Slijtage kan optreden bij ouderdom (ouderdomsartrose), reumatoïde artritis (Reuma) of na een ongeval.